Relatie tussen aalscholvers en vis uit balans
Afgelopen tijd is er veel (media-) aandacht geweest voor de interactie tussen aalscholver en vis in de Zuidelijke havengracht van Enkhuizen. Hier speelt mee dat vissen door het onderhoud aan een sluis opgesloten zijn geraakt in de havengracht. Dit leidde tot problemen met het zuurstofgehalte in het water, foeragerende aalscholvers die door buurtbewoners als overlast werd ervaren. Dat jagende aalscholvers steeds meer in verschillende havens, maar ook in andere wateren worden gesignaleerd is niet nieuw. In deze notitie worden de oorzaken en gevolgen nader toegelicht, maar kan geconcludeerd worden dat de invloed van de mens op verschillende manieren de natuurlijke interactie tussen aalscholver en vis interactie (predator-prooi relatie) uit balans heeft gebracht.
Natuurlijke overwinteringsgebieden voor vissen zijn luwe, ondiepe oeverzones met een structuur in de vorm van begroeiing, resten van waterplanten, takken en ingevallen bomen. Dit biedt schuil- en ontsnappingsgelegenheid voor vissen. Door een gebrek aan natuurlijk overwinteringsgebied voor vis in het IJsselmeergebied en de randen daarvan, zoekt jonge vis en soms ook grotere vis, in de winter luwte en beschutting in havens. De havens zijn gemiddeld te diep om te fungeren als geschikt winterrefugium (marginaal tot suboptimaal winterhabitat), maar bieden wel deze structuren in de vorm van palen, schepen e.d. Het natuurlijke gedrag van vissen – op basis van hun overlevingsstrategie – stuurt de vis de haven in, bij gebrek aan optimaal, natuurlijk winterhabitat. Waarna predatoren -waaronder de aalscholver – en met name de daarbij veroorzaakte stress en beschadigingen vervolgens hun tol eisen van de vispopulatie. Het probleem is niet de trofische sterfte onder de vis (of de aalscholvers of roofvissen nu in de haven of in de IJsselmeer hun prooien zoeken, de hoeveelheid gegeten vis blijft gelijk), maar de sterfte veroorzaakt door een stapeling van stressfactoren. Voor een structurele oplossing is het nodig het areaal aan natuurlijk of semi natuurlijk habitat voor overwinterende vis te vergroten.
Vis
Vissen selecteren in natuurlijke ecosystemen door het jaar heen habitats (leefgebieden) waar hun kans op groei en overleving zo hoog mogelijk is. Groei wordt bepaald door voedselaanbod (kwaliteit/hoeveelheid), de overleving door het risico op predatie door roofvis en visetende vogels te minimaliseren. Vissen hebben hiervoor in hun evolutionaire ontwikkeling soort specifieke strategieën ontwikkeld. Hoe kleiner de vis, hoe groter de kans op predatie (door roofvis en visetende vogels). De afbeelding laat de relatie zien tussen vislengte, waterdiepte en overleving. Afleesbaar is dat vis van ongeveer 6 cm een waterdiepte van ongeveer 25 cm prefereert als optimum om het predatierisico te verlagen. Een strategie is het vormen van dichte scholen/aggregaties. Dit heeft verschillende biologische functies, maar een ervan is het verlagen van het predatierisico op populatieniveau.
Zomer en winter
In de winterperiode speelt voedsel/groei nauwelijks meer een rol, de vis zoekt in scholen/aggregaties refugia op om predatie te mijden (vormen winterconcentraties). De figuur geeft aan dat dit in het algemeen ondiep water is (van nature oeverzones met veel structuur = extra beschutting). Bij voorkeur ook luwe, ondiepe zones, met minimale wind- en golfwerking.
IJsselmeer
Ondiepe, structuurrijke en luwe oeverzones zijn in het IJsselmeer buitengewoon schaars. Na de aanleg van de Houtribdijk zijn ondiepe zones als winterrefugia in het huidige Markermeer en de Randmeren onbereikbaar geworden voor IJsselmeervissen. Open verbindingen tussen IJsselmeer met boezemwateren en hun ondiepe achterlanden zijn er niet meer: sluizen, gemalen en dammen vormen harde blokkades. Vissen hebben een ‘gedwongen’ alternatief gevonden in door de mens aangelegde havens, met verbindingen naar stadswateren e.d. maar niet optimaal qua diepte. Sportvissers zijn bekend met dichte visconcentraties in havens (goede winterstekken). Dat de diepte niet optimaal is, is voor vissen lange tijd geen probleem geweest. Snoek als predator komt niet of nauwelijks voor en de snoekbaars lijkt niet bepaald een voorkeur te hebben om de prooivis naar de havens te volgen. Visetende vogels zijn jaarrond aanwezig op en rond het IJsselmeer (met name futen, aalscholvers en blauwe reigers).
Zachte winters
De zachte winters van de laatste decennia (klimaatverandering) hebben veranderingen met zich meegebracht:
1. Geen ijsvorming met een ijslaag als een tijdelijke barrière tussen bijv. aalscholver en vis. Mogelijk ook een factor dat aalscholvers de laatste decennia meer en meer zijn blijven overwinteren (strenge winters dwingen ze zuidelijker).
2. Relatief hoge watertemperaturen houden het metabolisme van de vis op gang, weliswaar op een laag pitje, maar er is energieverbruik. Maar geen voedsel. Dit betekent een verslechtering van de conditie, die zich vooral richting het einde van de winter manifesteert.
Aalscholver
Zowel de winter- als de broedpopulatie is toegenomen van 1980 tot 2005. Na 2005 is er een gestage afname (huidige niveau zit onder het instandhoudingsdoel). In tegenstelling tot de algemene perceptie, neemt de aalscholver populatie (winter- en trekvogels) in het IJsselmeergebied de afgelopen 15 jaar af. Aalscholvers hebben – evenals bijv. vissen – een ‘optimal foraging strategy’ – een streven om met een minimale inspanning een maximale voedselopname te realiseren. Wat aalscholvers dus in feite doen is hun biologische ‘drive’ volgen. Concentraties aan vis in beperkte ruimtes – zoals havens en aangetakte, ‘doodlopende’ wateren – mits diep genoeg om te foerageren, vormen voor aalscholvers een optimale situatie. Daarnaast is het voor aalscholvers van belang dat ze in de nabijheid van de visplaats veilig hun veren kunnen drogen. Deze mogelijkheden zijn ook in het stedelijk gebied vaak ruim voorhanden.
Op basis van het voorgaande wordt zichtbaar dat de aalscholver optimaal kan foerageren omdat de prooivis geen natuurlijk refugium kan vinden. De predatiedruk neemt toe, maar de vissen hebben geen alternatief/vluchtroute/refugium, zolang er geen ondiep, beschut water beschikbaar is. De dichte concentraties – biologische functie ‘verminderen predatierisico – vormen in kunstmatige habitats juist een magneet voor predatoren. Waarschijnlijk speelt dit in veel IJsselmeerhavens (Medemblik, Lemmer, Urk e.a.). De kadewanden helpen de aalscholvers, in een doodlopend haventak kunnen een paar aalscholvers effectief een school vissen omsluiten. Dit is ook bekend van roofdieren in wildparken, waar de omheining gebruikt wordt als hulpmiddel om de prooi ‘op te sluiten’.
Constante, hoge predatie = meer stress
Elke predator (visetende vogel of roofvis) veroorzaakt stress bij prooivissen, zowel door het jagen zelf als door het gegeven dat er voor de vis geen natuurlijk refugium is om aan deze predatie te ontsnappen. Aalscholvers pakken niet alle vis, een deel raakt beschadigd door ‘’halve missers”. Van cypriniden als blankvoorn en brasem (prooivis) is bekend, dat beschadigde vis zgn. ‘schrikstoffen’ (feromonen) loslaat, als chemisch signaal aan soortgenoten om zich ‘uit de vinnen te maken’ om aan het gevaar te ontkomen. Maar ‘vluchten kan niet meer’: een veilig refugium is niet beschikbaar (anders zou de vis daar al wel gebruik van hebben gemaakt). De vissen in de school/aggregatie nemen dus schrikstoffen waar, maar kunnen hun biologische respons daarop niet uitvoeren. Dit leidt tot nog meer stress. Er is dus sprake van stress-stapeling, het is waarschijnlijk dat stress een grotere sterfte factor betekent dan de directe sterfte door predatie. Migratie van vissen van de havens naar open water onder predatiedruk lijkt een alternatief, maar dit is tegengesteld aan hun biologische drive om juist in de winterperiode het diepe, open water te mijden.
Enkhuizen
Waarschijnlijk spelen bovengenoemde factoren ook een (initiële) rol in Enkhuizen. De betreffende gracht is min of meer afgesloten van de haven. Vanwege groot onderhoud, heeft deze sluis recent open gestaan, waardoor de vis uit de haven, op zoek naar een refugium, de doodlopende gracht is ingetrokken. Hierna werd de sluis gesloten. De combinatie van veel vis en een dikke blad/slib/bagger laag heeft in eerste instantie geleid tot zuurstofproblemen, gevolgd door reddingsacties en beluchting. De aalscholvers ontdekte de dichte, opgesloten concentratie van vissen: voor de vogel ‘optimal foraging in optima forma’. Gevolgd door de aanwonenden ervaren maatschappelijke overlast en de belangstelling van de media.
Synthese
Het IJsselmeergebied is door de mens zodanig veranderd, dat er niet of nauwelijks (bereikbare) natuurlijke winterrefugia voor vissen zijn. Havens hebben lang een suboptimaal alternatief geboden. Klimaatverandering (eveneens door de mens veroorzaakt) heeft mogelijk geleid tot relatief meer overwinterende aalscholvers in de echte wintermaanden, en tot meer zachte winters. De aalscholverpopulatie is afgenomen de laatste 15 jaar. Gebrek aan ijsvorming versterkt de interactie aalscholver – vis. Ook is de relatief hoge watertemperatuur in de winter nadelig voor de conditie van de vis. Foeragerende predatoren zoals roofvissen en aalscholvers verhogen de stressniveaus van vissen (jagen en schrikstoffen), omdat deze daaraan niet kunnen ontsnappen c.q. hun biologische respons niet kunnen volgen door te migreren naar geschikte winter Habitats. Waarbij de aalscholver zijn biologische eigenschappen in te zetten op ‘optimal foraging’. Op de schaal van het IJsselmeergebied, is de directe sterfte van vis per aalscholver (= aantal vissen dat een aalscholver consumeert; de trofische sterfte) niet het probleem. Het is de hoge mate van niet-trofische sterfte onder de vis als gevolg van een lage conditie (zachte winters) en stapeling van stress. Deze niet-trofische sterfte wordt veroorzaakt door een gebrek aan natuurlijke winterrefugia. De havens, al dan niet met aangetakte, kunstmatige waterlopen, fungeren voor vissen in de huidige, zachte winters als een ecologische val, waarin continue stress ervaringen de hoofdoorzaak zijn van sterfte. Predatie en stress zijn natuurlijke fenomenen in het leven van vissen. Een overmaat aan stress niet; de sterke menselijke beïnvloeding van het klimaat en natuurlijke vis Habitats vormen de hoofdoorzaken van de uit balans geraakte aalscholver-vis relaties.
Oplossingen?
Het voorgaande biedt ook de richting voor structurele oplossingen: het vergroten van geschikt winterhabitat: vergroten areaal beschut, ondiep water met veel structuur. Zowel in stedelijk gebied, als in het herstellen van verbindingen met binnendijkse wateren. Deze onderwerpen staan inmiddels op verschillende ‘IJsselmeer-agenda’, bijv. bij Achteroever projecten, ondiepe vooroevers, vismigratievoorzieningen e.d. ‘Verbinding en variatie’ zijn ook hier de sleutelwoorden. Hoewel er groeiende aandacht is voor paai- en opgroeigebieden, dienen ook winter Habitats meer aandacht te krijgen. Dit jaar start RWS een studie naar winter Habitats (deskstudie en veldonderzoek). Het zou goed zijn als de resultaten daarvan goede onderbouwing opleveren voor concrete, en structurele maatregelen.
terug naar het nieuwsoverzicht